Ons hotel lag aan een kleine baai waar enkele andere hotels ook aanlagen. Het hotel was gebouwd op een rots. Bovenop de rots lagen de kamers en het zwembad en onder aan de rots was het privĂ© strand en het restaurant waar ’s avonds gebarbecued werd (en vals gezongen werd door de leadzangeres van de huisband en we bediend werden door een transseksuele ober/serveerster, wat ik erg progressief vond voor Koh Pangan tot ik op Koh Samui leerde dat dat wel meeviel…). Paul en ik hadden een kamer met een groot balkon van waar we de zee en het zwembad konden zien. En een hele hoop sterren in de lucht. De dagen die volgden waren gevuld met grote beslissingen: zwembad of strand? Lychee shake of pineapple shake? Tijdschrift of boek? Rug of buik? Mojito of Caipirinha?
De zee was perfecter dan ik ooit heb meegemaakt: heel zacht wit zand (ook in het water), kalme golven en helder lichtblauw water. En als ik in de schaduw wilde liggen, dan kwam er een hotelmedewerker een parasol voor me neerzetten. Hyper decadent, maar tegelijkertijd enorm ontspannend. Zelfs de sfeer tussen Paul en mij ontdooide. Het was dus even schrikken toen we, drie dagen later, terug kwamen op Koh Samui en ons vestigden in een hotel aan het drukste strand van dat eiland. Denk Les Deux Alpes, maar dan op zijn zomers. Het hele strand was volledig volgebouwd met restaurantjes, massagesalons en hotels en lag vol met europeanen, japanners en amerikanen. De zee was wat wilder, maar nog steeds mooi, maar het duurde een paar dagen voor we Koh Pangan achter ons konden laten. En het was ook een stuk duurder allemaal: zes euro voor een gehele maaltijd vonden wij toch wel erg prijzig J. Ons mooiste moment op het eiland was toen we een taxi namen en ons naar de andere kant lieten rijden, waar we een restaurantje vonden met tafeltjes midden op het strand waar bijna niemand was. Daar hebben we twee uur zitten kijken naar de zonsondergang.
No comments:
Post a Comment